Podiumspektakel 2017: Als ik het geweten had

Tekst: Margriet Breet
Muziek: Gerbrand van Kolck
Regie: Ineke de Geus

Van 1914 tot 1918 verblijven achtduizend Belgische militairen in het Belgenkamp in Harderwijk. Jansje Foppen uit Harderwijk werkt daar in de ziekenbarak onder de bezielende leiding van hoofdzuster Stien. Ook de Belgische Aloïse de Clercq werkt daar.

Jansje en Aloïse worden gedurende de kamptijd dikke vriendinnen. Jansje Foppen raakt verliefd op een Belgische militair, Fernand Verstraete, die daar samen met zijn broer Kamiel verblijft. Kamiel voelt stiekem ook veel voor Jansje, maar verbergt dat en stort zich vol energie en overgave in het kampleven. Dit in tegenstelling tot zijn broer Fernand, die, ondanks zijn verliefdheid op Jansje, steeds depressiever wordt en op de dag van de zwemwedstrijd probeert te ontsnappen. Dat mislukt door het toedoen van Jansjes moeder. Fernand belandt in een cel, Kamiel ziet zijn kans schoon en brengt Jansje op de hoogte van zijn gevoelens voor haar. Jansje raakt ervan in de war, bezoekt eerst Fernand in zijn cel en later op de avond Kamiel. Fernand hangt zichzelf diezelfde nacht op.

Jansje komt er een paar maanden later achter dat ze zwanger is. Ze weet niet of het van Kamiel of Fernand is. Haar moeder gooit haar het huis uit. Jansje wil naar Kamiel, maar komt er achter dat Kamiel verliefd is op het Belgische meisje Emiliana. Jansje belandt bij Aloïse in het Belgenkamp, krijgt daar in het geheim haar zoon, Marten, die onmiskenbaar de zoon van Kamiel is. Niemand die het weet, behalve Jansje en Aloïse.  Er breekt een relatief gelukkige tijd aan in het kamp waarin Jansje en Aloïse, om geroddel in Harderwijk te voorkomen, doen alsof Marten Aloïses zoon is.
Aan de gelukkige tijd komt in december 1918 een abrupt einde wanneer alle militairen weer naar huis mogen. Kamiel is met zijn Emiliana naar België vertrokken en Aloïse is ‘m gepeerd met Marten zonder adresgegevens achter te laten.
Jansje is kapot, maar herpakt met hulp van hoofdzuster Stien haar leven. Ze wordt verpleegkundige in het Piusziekenhuis, trouwt met dokter Gerard en krijgt 3 kinderen met hem.

Marten intussen groeit in België op bij Aloïse. Hij sluit zich in 1935 aan bij de VNV (Vlaamsch Nationaal Verbond) en belandt uiteindelijk in het stadhuis van Harderwijk als Duits militair. 

Jansje heeft zich gedurende de oorlog ontpopt als een verzetsstrijdster en helpt Joodse mensen aan een onderkomen. Jansje wordt voor 50 etensbonnen verraden door een roddeltante uit Harderwijk en wordt voorgeleid in het stadhuis. Marten krijgt van zijn kommandant de opdracht Jansje te fusilleren. Jansje herkent Marten echter als haar zoon, en wanneer zij zijn naam ook nog blijkt te kennen, kan en wil hij zich niet aan de opdracht houden. De kommandant laat Jansje door iemand anders fusilleren, Marten vlucht en gaat verhaal halen bij Aloïse. Zij bevestigt dat niet zij, maar Jansje zijn natuurlijke moeder is. Ze zwijgt over het vaderschap van Kamiel, bang om hem totaal te verliezen. Marten wil Aloïse echter nooit meer zien. Hij leidt een teruggetrokken leven in Frankrijk, trouwt en krijgt een zoontje.

Als Aloïse 75 is (1960), is ze ziek en heeft ze niet lang meer te leven. Ze heeft spijt van wat ze heeft gedaan. Ze organiseert op 5 mei een ontmoeting in Harderwijk met Kamiel en Marten en iedereen die daarbij hoort. Wanneer de ontmoeting plaatsvindt, trekt Aloïse zich stilletjes terug en verdwijnt ze in de menigte, eindelijk bevrijd van haar geheim.